Heen en weer, heen en weer

Heen en weer, heen en weer

“Ik breng de mensen heen, ik breng anderen weer terug, mijn pont is als het ware ongeveer een soort van brug” zong drs. P. Wie denkt dat een pont niets met Helmond te maken kan hebben heeft het mis.

In de vergadering van de gemeenteraad van 12 januari 1900 werd het verzoek behandeld van de Nederlandsche Cacaofabriek, de machinefabriek Vinckers en Stork en van de heer H.J. Knottnerus van de strohulzen en papierfabriek “Helmond” om pogingen aan te wenden om tussen de kanaaloevers ten zuiden van de spoorbrug een verbinding tot stand te brengen door het aanleggen van een overzetpont. Deze bedrijven lagen ingeklemd tussen de Aa en de Zuid-Willemsvaart. Aangezien er nog geen parallelbrug langs de spoorbrug over het kanaal lag, moest men om van daaruit de oostkant van het kanaal te bereiken gebruik maken van een van de drie bruggen die Helmond toen rijk was, de spoorbrug buiten beschouwing gelaten. De dichtstbijzijnde daarvan was de trambrug. Daarvoor moest men komende van een van deze bedrijven eerst een brug over de Aa oversteken om bij het Groenewoud de spoorweg te kunnen kruisen, dan linksaf over het huidige Vlisco-terrein richting kanaal, waar men weer een brug over de Aa tegenkwam die tussen de gebouwen van de firma van Vlissingen door richting kasteeltuin stroomde. Pas dan bereikte men de trambrug. Omdat fabrieksarbeiders in die tijd tussen de middag nog thuis gingen eten had de Nederlandsche Cacaofabriek een roeibootje in gebruik waarmee ongeveer 50 arbeiders 4 tot 6 maal per dag werden overgezet. Om niets van hun toch al niet te ruim schaftuur te verliezen hadden ze grote haast om als eerste bij het bootje te geraken, wat tot ongelukken zou kunnen lijden.

De bedrijven dachten dat de kosten van zo’n pont wel mee zouden vallen door een geringe heffing voor het overzetten in te voeren. Men dacht aan 1 cent heen en weer voor fabrieksarbeiders; alle anderen zouden het dubbele moeten betalen. Voor handkarren dachten ze aan 2 cent per keer. De bediening kon best door een bejaarde man of vrouw worden verzorgd; het was licht werk, en zo konden de kosten laag blijven. Een flinke man aan het roer was echter wenselijker; die kon dan als onbezoldigd rijksveldwachter waken tegen baldadigheden die er toen ook al plaatsvonden.

Burgemeester en Wethouders vonden het van groot belang voor de gemeente om deze verbinding tot stand te brengen en wilden daarom onder voorwaarden meewerken een aanvraag tot vergunning aan Rijkswaterstaat te richten en de concessie te verlenen aan de meest belanghebbende van de werkgevers. Die voorwaarden waren: 1. de voorschriften van Rijkswaterstaat stipt opvolgen; 2. de aanschaf, het onderhoud en de bediening komen voor rekening van de verzoekers. Het veergeld zou door de gemeente worden bepaald en de veerman moest een aanstelling als onbezoldigd rijksveldwachter krijgen. Voor gemeentelijke diensten moest het pontje vrij kunnen worden gebruikt; in ruil daarvoor zou de gemeente een subsidie van 100 gulden per jaar geven. Over het verzoek werd in de gemeenteraad gediscussieerd. De heer Coovels vroeg of er niet een brug kon komen; de heer van Vlissingen vond dat door de vermeerdering van de fabrieken ter plaatse er een grote behoefte was aan deze verbinding en dat ook de werkgevers er alle belang bij hadden. Jonkheer Wesselman van Helmond zou liever zien dat het pontje onder beheer van Rijkswaterstaat zou vallen. De heren Coovels en Raijmakers waren het met de jonkheer eens dat de exploitatie beter door het Rijk kon geschieden; de gemeente kon dan door het verlenen van een subsidie aan de kosten bijdragen. Het voorstel om het pontje tot stand te brengen werd met algemene stemmen aanvaard.

De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid verleende op 1 mei 1901 vergunning aan de gemeente Helmond tot het leggen en gebruiken van een pont onder voorwaarde dat aan beide zijden van het kanaal een houten of stenen trap werd aangelegd tegen de dijk. De pont moet bewogen worden langs een ketting die naar de boden van het kanaal zinkt als de pont niet wordt gebruikt. Als de pont niet vaart moet deze aan de rechteroever aangemeerd worden. Op 11 december 1901 laat de heer Knottnerus aan de gemeente weten dat hij voor 135 gulden een overhaalpont met ketting zou kunnen leveren, die nog in gebruik is bij de brug in Aarle-Rixtel. De pont is niet nieuw maar zeer geschikt en de prijs is billijk. Zij zou tijdelijk gebruikt kunnen worden omdat er discussie is over het eventueel plaatsen van een brug. Hij dringt bij de gemeente aan om in het belang van het personeel spoedig een besluit te nemen. In deze koude tijd moesten veel arbeiders wel een half uur eerder van huis om op tijd op hun werk te zijn. De kostenraming voor de pont komt uit op 300 gulden voor het aanleggen. De exploitatiekosten worden geraamd op 300 gulden voor de bediening en 50 gulden voor onderhoud. Petrus Cornelis Zeijlmans van Emmichoven, een van de directeuren van de Nederlandsche Cacaofabriek verklaart zich bereid om de concessie tot het exploiteren van de overzetpont over te nemen tegen een subsidie van 100 gulden van gemeentewege. Omdat van de veergeldheffing onmogelijk de kosten tot exploitatie kunnen worden gedekt verzoekt hij alvast de subsidie te mogen ontvangen. Uiteindelijk wordt de pont op 23 juni 1902 in werking gesteld.

Op de foto zien we de nog onverharde Kanaaldijk Zuid-West in de richting van sluis 8 met rechts de bermsloot. Op de voorgrond, hoewel slecht zichtbaar, het overzetpontje. Aan de overkant van het kanaal zien we de gebouwen van de Nederlandsche Cacaofabriek met daarlangs het woonhuis en de fabriek van de N.V. papier- en strohulzenfabriek “Helmond”. 

Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.

Reactie plaatsen

Naam

E-mail

Bericht

Ik ga akkoord met het privacy beleid




Vergeet niet akkoord te gaan met het privacy beleid
Reacties worden geladen...
Ontdekken
toespraak Henri van Abbe
Naam Eindhoven
13 nelie en Tini-4
Groepsfoto van de bouwvakkers tijdens de eerste steenlegging.
images/hourglass.png

ZOEKEN...