Ze wisten dat in de dwarsvleugel alles lag wat nodig was om Philips weer op te starten
Aanverwante artikelen
Cas van Hout woonde van april 1943 tot aan zijn trouwen op 2 februari 1960 in het Philipsdorp.
Hij verhuisde van de Lindenlaan 4 naar uiteindelijk de Frederiklaan 139. “Het stukje Lindenlaan waar wij woonden, behoorden tot de Trudokerk, het andere gedeelte bij de Steentjeskerk (Pulskens).“ Cas herinnert zich als 9-jarig jongetje nog dat er op de Strijpsestraat drie huizen door Duitsers waren bezet en werden opgeblazen. Ook zag hij hoe de Duitsers, vlak voor het eind van de oorlog, zich terugtrokken en ‘Wit-Russen’ als krijgsgevangenen bij zich hadden.
“Tegenover de M.T.S. woonde de familie Wondergem. Ze bezaten een groentewinkel en hadden er ook een opslagschuur staan. Tijdens bevrijdingsmiddag (18 september 1944) was afgesproken dat na 20.00 uur daar een feest zou worden gehouden. Het feest was net aan de gang toen de [O.D.] politie kwam en riep dat we moesten ophouden met ‘feesten’ en alle vlaggen etc. moesten verwijderen want de Duitsers waren bezig om terug te keren. Wij zijn met 16 gezinnen gewoon in de schuur gaan feesten.” Een dag later, op 19 september, werden er bommen losgelaten door de Duitsers op Eindhoven. “Ze wisten dat in de dwarsvleugel van de Philipsbedrijfsschool alles lag wat nodig was om Philips weer op te starten.” In totaal werden 16 woningen zwaar beschadigd.
De familie Van Hout moest tijdelijk verhuizen naar een woning in de Klimoplaan en kwamen daar terecht in de woning van Van Dinther, de (opzichter) baas van de speeltuin. ‘’Als kind gingen we daar regelmatig heen. Hij was een enorme kindervriend en pas later begreep ik dat hij NSB’er was. In het huis waar we woonden, was één kamer, met spullen van van Dinther, verzegeld. We hebben nooit geweten wat daar lag. Er werd ook regelmatig gecontroleerd of je het zegel niet had verbroken.”
Na een week of tien mocht ons gezin weer terug naar de Lindenlaan. Iedereen in onze buurt had, direct na de oorlog, weinig te besteden. Regelmatig ‘’pikten’ we bij de Etos-bakkerij een brood. Tenslotte zei bisschop Muskens: “In tijd van nood, is het stelen van brood geen misdrijf’. Dankzij deze uitspraak, hebben we nooit honger geleden.” Ook stalen we als jongens, kolen van de kolentrein die regelmatig voorbij kwam. Tijdens de oorlog gingen we overal naar school. Zo kregen we les onder meer les in het kleedlokaal van Brabantia. In November 1944 telde het gezin drie kinderen; twee jongens en een meisje. In december 1944 trok ook familie uit Blerick (evacués) bij het gezin in totdat vader enkele woningen wist te regelen voor hen.
De vader van Cas is altijd ontzettend actief geweest binnen het Philipsdorp. Hij was chef van een afdeling en kon erg goed leiding geven. “Hij richtte onder meer een toneelclub in onze buurt op. Als jongeren hingen we altijd met een vast clubje rond. Regelmatig gingen we met z’n allen fietsen om bijvoorbeeld te gaan zwemmen in het Eindhovens kanaal. ”Vlak na de oorlog kreeg je van Philips bonnetjes om kachelhout op de Oirschotsedijk te gaan halen. Alles was in die tijd van Philips. Behalve de melk die kwam van St. Petrus of St.Joseph coöperatie af. Later is uit één van hen Campina ontstaan. Ik weet nog dat we in 1948 bij Kees Wondergem tv gingen kijken. In de kamer lagen op fruitkisten planken ,zodat we met 40 kinderen naar de experimentele tv konden kijken. Het toestel was groot en lomp . Jo Vermulst (schoonzoon) was betrokken bij de eerste uitzendingen en Teddie Scholten was omroepster.”
In 1953 kreeg Cas een baan bij Philips op de financiële afdeling documentatie en later werkte hij op de afdeling effecten beheer. De Watersnoodramp kan hij nog goed herinneren. “Een Philipsjurist kwam die februarizondag vanuit de M.T.S. de straat opgerend en zette ons” hangjongeren”aan het werk . Met zijn allen zijn we als bijrijders met Philips vrachtwagens, gevuld met een compleet ziekenhuisuitrusting naar Philips Roosendaal gereden en gelost , daarna naar verschillende plaatsen getrokken om drenkelingen op te halen en af te zetten bij een parochiehuis in Breda. “Een paar huizen naast ons woonde een Indisch gezin. Hun dochter Margie Ball is later een bekende zangeres geworden. Ook erg modern waren de jeugdreizen van Philips reisvereniging. Met 50 man in de bus naar onder meer 1956 Bern-kastel 1957 Luxenburg en 1958 Bodensee om onder leiding in tenten te kamperen. Samen met mijn vrouw, toen nog verloofde, hebben wij deze reizen meegemaakt. De ongehuwde sliepen in aparte tenten, maar het was voor ons de manier om samen op vakantie te gaan.”